Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. martelen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for martelen from Dutch to Swedish

martelen:

martelen verb (martel, martelt, martelde, martelden, gemarteld)

  1. martelen (kwellen; folteren; pijnigen)
    plåga; skada; tortera; förödmjuka
    • plåga verb (plågar, plågade, plågat)
    • skada verb (skadar, skadade, skadat)
    • tortera verb (torterar, torterade, torterat)
    • förödmjuka verb (förödmjukar, förödmjukade, förödmjukat)

Conjugations for martelen:

o.t.t.
  1. martel
  2. martelt
  3. martelt
  4. martelen
  5. martelen
  6. martelen
o.v.t.
  1. martelde
  2. martelde
  3. martelde
  4. martelden
  5. martelden
  6. martelden
v.t.t.
  1. heb gemarteld
  2. hebt gemarteld
  3. heeft gemarteld
  4. hebben gemarteld
  5. hebben gemarteld
  6. hebben gemarteld
v.v.t.
  1. had gemarteld
  2. had gemarteld
  3. had gemarteld
  4. hadden gemarteld
  5. hadden gemarteld
  6. hadden gemarteld
o.t.t.t.
  1. zal martelen
  2. zult martelen
  3. zal martelen
  4. zullen martelen
  5. zullen martelen
  6. zullen martelen
o.v.t.t.
  1. zou martelen
  2. zou martelen
  3. zou martelen
  4. zouden martelen
  5. zouden martelen
  6. zouden martelen
en verder
  1. ben gemarteld
  2. bent gemarteld
  3. is gemarteld
  4. zijn gemarteld
  5. zijn gemarteld
  6. zijn gemarteld
diversen
  1. martel!
  2. martelt!
  3. gemarteld
  4. martelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for martelen:

NounRelated TranslationsOther Translations
förödmjuka ootmoed
plåga hinderlijk persoon; lastpak; lastpost
skada afbreuk; averij; belediging; benadeling; beschadigen; beschadiging; blessure; grief; het verliezen; krenking; kwetsen; kwetsuur; laster; letsel; nadeel; oneer; schade; schadepost; schande; smaad; verlies; verliespost; verwonding; wond
VerbRelated TranslationsOther Translations
förödmjuka folteren; kwellen; martelen; pijnigen neerbrengen
plåga folteren; kwellen; martelen; pijnigen harrewarren; koeioneren; kwellen; narren; pesten; plagen; sarren; tarten; tergen; treiteren; wegpesten
skada folteren; kwellen; martelen; pijnigen aantasten; aanvreten; afbreuk doen aan; bederven; benadelen; beschadigen; bezeren; blesseren; deren; duperen; knauwen; krenken; kwetsen; nadeel berokkenen; nadeel toebrengen; nadelig zijn voor; onteren; ontwijden; pijn bezorgen; pijn doen; schade berokkenen; schade toebrengen aan; schaden; verwonden; zeer doen
tortera folteren; kwellen; martelen; pijnigen
OtherRelated TranslationsOther Translations
plåga kwelling
ModifierRelated TranslationsOther Translations
skada helaas; jammer; jammer genoeg; sneu; spijtig

Wiktionary Translations for martelen:


Cross Translation:
FromToVia
martelen tortyr Folterselten im Plural: die Misshandlung oder das Zufügen von körperlichen und seelischen Schmerzen
martelen tortera torture — to intentionally inflict unnecessary pain or suffering on helpless victims