Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. meenemen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for meenemen from Dutch to Swedish

meenemen:

meenemen verb (neem mee, neemt mee, nam mee, namen mee, meegenomen)

  1. meenemen (ophalen; afnemen; afhalen; wegnemen; weghalen)
    få ihop; samla in; samla
    • få ihop verb (får ihop, fick ihop, fått ihop)
    • samla in verb (samlar in, samlade in, samlat in)
    • samla verb (samlar, samlade, samlat)

Conjugations for meenemen:

o.t.t.
  1. neem mee
  2. neemt mee
  3. neemt mee
  4. nemen mee
  5. nemen mee
  6. nemen mee
o.v.t.
  1. nam mee
  2. nam mee
  3. nam mee
  4. namen mee
  5. namen mee
  6. namen mee
v.t.t.
  1. heb meegenomen
  2. hebt meegenomen
  3. heeft meegenomen
  4. hebben meegenomen
  5. hebben meegenomen
  6. hebben meegenomen
v.v.t.
  1. had meegenomen
  2. had meegenomen
  3. had meegenomen
  4. hadden meegenomen
  5. hadden meegenomen
  6. hadden meegenomen
o.t.t.t.
  1. zal meenemen
  2. zult meenemen
  3. zal meenemen
  4. zullen meenemen
  5. zullen meenemen
  6. zullen meenemen
o.v.t.t.
  1. zou meenemen
  2. zou meenemen
  3. zou meenemen
  4. zouden meenemen
  5. zouden meenemen
  6. zouden meenemen
en verder
  1. ben meegenomen
  2. bent meegenomen
  3. is meegenomen
  4. zijn meegenomen
  5. zijn meegenomen
  6. zijn meegenomen
diversen
  1. neem mee!
  2. neemt mee!
  3. meegenomen
  4. meenemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for meenemen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
få ihop afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen
samla afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen afhalen en meenemen; bij elkaar brengen; bijeen scharrelen; bijeenbrengen; bijeenroepen; bijeenzamelen; bijeenzoeken; concentreren; convoceren; cumuleren; erbij komen; inzamelen; oogsten; opeenhopen; ophalen; oppikken; oppotten; plukken; samenbrengen; samenpakken; samenrapen; samenroepen; samenscholen; sparen; verenigen; vergaren; verzamelen
samla in afhalen; afnemen; meenemen; ophalen; weghalen; wegnemen oppakken; oppikken; oprapen; opsnappen

Related Definitions for "meenemen":

  1. het erbij doen als je toch bezig bent1
    • toen ik schoonmaakte heb ik ook de WC meegenomen1
  2. het pakken en bij je houden1
    • wil jij deze map meenemen?1

Wiktionary Translations for meenemen:


Cross Translation:
FromToVia
meenemen ta med mitnehmen — Personen oder Dinge persönlich oder mit eigenem Transportmittel zu einem Ort bringen
meenemen medbringa apporterporter quelque chose à quelqu’un. usage L’objet du verbe apporter est toujours un inanimé.
meenemen församla; samla; dra ihop rassemblerassembler de nouveau des personnes, des bêtes ou des choses qui disperser.

Related Translations for meenemen