Dutch

Detailed Translations for naar voren brengen from Dutch to Swedish

naar voren brengen:

naar voren brengen verb (breng naar voren, brengt naar voren, bracht naar voren, brachten naar voren, naar voren gebracht)

  1. naar voren brengen (opperen; poneren)
    föreslå; introducera; nominera
    • föreslå verb (föreslår, föreslog, föreslagit)
    • introducera verb (introducerar, introducerade, introducerat)
    • nominera verb (nominerar, nominerade, nominerat)
  2. naar voren brengen (poneren; stellen; opperen)
    anta; förutsätta; postulera
    • anta verb (antar, antog, antagit)
    • förutsätta verb (förutsätter, förutsatte, förutsatt)
    • postulera verb (postulerar, postulerade, postulerat)
  3. naar voren brengen (suggereren; opperen)
    föreslå
    • föreslå verb (föreslår, föreslog, föreslagit)
  4. naar voren brengen (ter sprake brengen; zeggen; vertellen; opmerken; verwoorden)
    ta upp något; ventilera något
    • ta upp något verb (tar upp något, tog upp något, tagit upp något)
    • ventilera något verb (ventilerar något, ventilerade något, ventilerat något)
  5. naar voren brengen
    ta fram; frambringa
    • ta fram verb (tar fram, tog fram, tagit fram)
    • frambringa verb (frambringar, frambringade, frambringat)

Conjugations for naar voren brengen:

o.t.t.
  1. breng naar voren
  2. brengt naar voren
  3. brengt naar voren
  4. brengen naar voren
  5. brengen naar voren
  6. brengen naar voren
o.v.t.
  1. bracht naar voren
  2. bracht naar voren
  3. bracht naar voren
  4. brachten naar voren
  5. brachten naar voren
  6. brachten naar voren
v.t.t.
  1. heb naar voren gebracht
  2. hebt naar voren gebracht
  3. heeft naar voren gebracht
  4. hebben naar voren gebracht
  5. hebben naar voren gebracht
  6. hebben naar voren gebracht
v.v.t.
  1. had naar voren gebracht
  2. had naar voren gebracht
  3. had naar voren gebracht
  4. hadden naar voren gebracht
  5. hadden naar voren gebracht
  6. hadden naar voren gebracht
o.t.t.t.
  1. zal naar voren brengen
  2. zult naar voren brengen
  3. zal naar voren brengen
  4. zullen naar voren brengen
  5. zullen naar voren brengen
  6. zullen naar voren brengen
o.v.t.t.
  1. zou naar voren brengen
  2. zou naar voren brengen
  3. zou naar voren brengen
  4. zouden naar voren brengen
  5. zouden naar voren brengen
  6. zouden naar voren brengen
diversen
  1. breng naar voren!
  2. brengt naar voren!
  3. naar voren gebracht
  4. naar voren brengend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for naar voren brengen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
anta naar voren brengen; opperen; poneren; stellen aannemen; uitgaan van; veronderstellen
frambringa naar voren brengen aandragen; aanvoeren; doen; fokken; handelen; kweken; laten zien; opfokken; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; uitrichten; uitvoeren; verrichten; voordedaghalen
föreslå naar voren brengen; opperen; poneren; suggereren aanraden; aanvoeren; adviseren; duiden op; een voorstel doen; iets aanraden; ingeven; opperen; poneren; raden; suggereren; te berde brengen; ter overweging geven; van raad dienen; voorleggen; voorslaan; voorstellen; wijzen op
förutsätta naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
introducera naar voren brengen; opperen; poneren aandragen; aanvoeren; inbrengen; inleiden; invoegen; inwerken; openen; prepareren; voorbereiden op
nominera naar voren brengen; opperen; poneren
postulera naar voren brengen; opperen; poneren; stellen
ta fram naar voren brengen laten zien; te voorschijn halen; tevoorschijn halen; tevoorschijnhalen; tevoorschijntoveren; voor de dag halen; voordedaghalen
ta upp något naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen
ventilera något naar voren brengen; opmerken; ter sprake brengen; vertellen; verwoorden; zeggen

Related Translations for naar voren brengen