Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. stationeren:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for stationeren from Dutch to Swedish

stationeren:

stationeren verb (stationeer, stationeert, stationeerde, stationeerden, gestationeerd)

  1. stationeren (deponeren; leggen; plaatsen; )
    lägga ner; sätta ner
    • lägga ner verb (lägger ner, lade ner, lagt ner)
    • sätta ner verb (sätter ner, satte ner, sätt ner)
  2. stationeren (plaatsen; posten; posteren)
    förlägga; stationera
    • förlägga verb (förlägger, förlade, förlagt)
    • stationera verb (stationerar, stationerade, stationerat)

Conjugations for stationeren:

o.t.t.
  1. stationeer
  2. stationeert
  3. stationeert
  4. stationeren
  5. stationeren
  6. stationeren
o.v.t.
  1. stationeerde
  2. stationeerde
  3. stationeerde
  4. stationeerden
  5. stationeerden
  6. stationeerden
v.t.t.
  1. ben gestationeerd
  2. bent gestationeerd
  3. is gestationeerd
  4. zijn gestationeerd
  5. zijn gestationeerd
  6. zijn gestationeerd
v.v.t.
  1. was gestationeerd
  2. was gestationeerd
  3. was gestationeerd
  4. waren gestationeerd
  5. waren gestationeerd
  6. waren gestationeerd
o.t.t.t.
  1. zal stationeren
  2. zult stationeren
  3. zal stationeren
  4. zullen stationeren
  5. zullen stationeren
  6. zullen stationeren
o.v.t.t.
  1. zou stationeren
  2. zou stationeren
  3. zou stationeren
  4. zouden stationeren
  5. zouden stationeren
  6. zouden stationeren
diversen
  1. stationeer!
  2. stationeert!
  3. gestationeerd
  4. stationerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for stationeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
sätta ner neerzetten
VerbRelated TranslationsOther Translations
förlägga plaatsen; posten; posteren; stationeren openbaren; publiceren; uitbrengen; uitgeven
lägga ner deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; zetten deponeren; leggen; neerleggen; neervlijen; plaatsen; vlijen; wegleggen
stationera plaatsen; posten; posteren; stationeren
sätta ner deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; zetten bijzetten; neerzetten; plaatsen; zetten

Wiktionary Translations for stationeren:


Cross Translation:
FromToVia
stationeren lägga; ställa; sätta; bygga; inreda; inställa; göra poserplacer, mettre sur quelque chose.