Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. tanen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for tanen from Dutch to Swedish

tanen:

tanen verb (taan, taant, taande, taanden, getaand)

  1. tanen (leerlooien; looien)
    garva; sola
    • garva verb (garvar, garvade, garvat)
    • sola verb (solar, solade, solat)
  2. tanen (minder worden; declineren; afnemen; )
    minska; sjunka; förfalla; avta; gå ner
    • minska verb (minskar, minskade, minskat)
    • sjunka verb (sjunker, sjönk, sjunkit)
    • förfalla verb (förfaller, förföll, förfallit)
    • avta verb (avtar, avtog, avtagit)
    • gå ner verb (går ner, gick ner, gått ner)
  3. tanen (vervagen; verbleken)
    blekna; blekna bort
    • blekna verb (bleknar, bleknade, bleknat)
    • blekna bort verb (bleknar bort, bleknade bort, bleknat bort)
  4. tanen
    försämras
    • försämras verb (försämras, försämrades, försämrats)

Conjugations for tanen:

o.t.t.
  1. taan
  2. taant
  3. taant
  4. tanen
  5. tanen
  6. tanen
o.v.t.
  1. taande
  2. taande
  3. taande
  4. taanden
  5. taanden
  6. taanden
v.t.t.
  1. ben getaand
  2. bent getaand
  3. is getaand
  4. zijn getaand
  5. zijn getaand
  6. zijn getaand
v.v.t.
  1. was getaand
  2. was getaand
  3. was getaand
  4. waren getaand
  5. waren getaand
  6. waren getaand
o.t.t.t.
  1. zal tanen
  2. zult tanen
  3. zal tanen
  4. zullen tanen
  5. zullen tanen
  6. zullen tanen
o.v.t.t.
  1. zou tanen
  2. zou tanen
  3. zou tanen
  4. zouden tanen
  5. zouden tanen
  6. zouden tanen
diversen
  1. taan!
  2. taant!
  3. getaand
  4. tanend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tanen:

NounRelated TranslationsOther Translations
sjunka wegzakken
VerbRelated TranslationsOther Translations
avta afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen achteruitgaan; afnemen; bezwijken; declineren; instorten; lijntrekken; minder worden; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
blekna tanen; verbleken; vervagen achteruitgaan; afnemen; bleek worden; declineren; minder worden; vaal worden; van kleur veranderen; verflauwen; verkleuren; verschieten; verslappen; vervagen; vervalen; wit wegtrekken; wit worden
blekna bort tanen; verbleken; vervagen
förfalla afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen afrotten; bederven; bouwvallig worden; brokkelen; kruimelen; ongeldig worden; rotten; vergaan; verkommeren; vermolmen; verrotten; vervallen; wegrotten
försämras tanen afrotten; erger worden; verslechteren
garva leerlooien; looien; tanen hinniken; lachen; paardegeluid maken; schateren
gå ner afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen naar beneden gaan; naar beneden lopen; neergaan; omlaaggaan
minska afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen achteruitgaan; afkorten; afnemen; afnemend; declineren; denigreren; inkrimpen; kleiner maken; kleineren; krimpen; lager maken; lenigen; minder worden; minimaliseren; slinken; slinkend; tanend; terugdraaien; terugschroeven; verkleinen; verlagen; verlichten; verminderen; verzachten
sjunka afnemen; dalen; declineren; minder worden; minderen; tanen; teruggaan; verminderen; vervallen afnemen; doen zinken; inkrimpen; krimpen; lager worden; minder worden; naar beneden gaan; naar beneden lopen; neergaan; omlaaggaan; onder water gaan; ondergaan; slinken; verkleinen; verminderen; zinken
sola leerlooien; looien; tanen zonnen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
minska afname voorraad; vermindering

Wiktionary Translations for tanen:


Cross Translation:
FromToVia
tanen garva gerben — verarbeiten von rohen Tierhäuten zu Leder
tanen urbleka pâlirdevenir pâle.
tanen garva tanner — Préparer les cuirs pour les rendre imputrescibles