Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. terugschroeven:


Dutch

Detailed Translations for terugschroeven from Dutch to Swedish

terugschroeven:

terugschroeven verb (schroef terug, schroeft terug, schroefte terug, schroeften terug, teruggeschroeft)

  1. terugschroeven (terugdraaien)
    minska; släppa på; slakna; slappa
    • minska verb (minskar, minskade, minskat)
    • släppa på verb (släpper på, släppte på, släppt på)
    • slakna verb (slaknar, slaknade, slaknat)
    • slappa verb (slappar, slappade, slappat)

Conjugations for terugschroeven:

o.t.t.
  1. schroef terug
  2. schroeft terug
  3. schroeft terug
  4. schroeven terug
  5. schroeven terug
  6. schroeven terug
o.v.t.
  1. schroefte terug
  2. schroefte terug
  3. schroefte terug
  4. schroeften terug
  5. schroeften terug
  6. schroeften terug
v.t.t.
  1. heb teruggeschroeft
  2. hebt teruggeschroeft
  3. heeft teruggeschroeft
  4. hebben teruggeschroeft
  5. hebben teruggeschroeft
  6. hebben teruggeschroeft
v.v.t.
  1. had teruggeschroeft
  2. had teruggeschroeft
  3. had teruggeschroeft
  4. hadden teruggeschroeft
  5. hadden teruggeschroeft
  6. hadden teruggeschroeft
o.t.t.t.
  1. zal terugschroeven
  2. zult terugschroeven
  3. zal terugschroeven
  4. zullen terugschroeven
  5. zullen terugschroeven
  6. zullen terugschroeven
o.v.t.t.
  1. zou terugschroeven
  2. zou terugschroeven
  3. zou terugschroeven
  4. zouden terugschroeven
  5. zouden terugschroeven
  6. zouden terugschroeven
en verder
  1. ben teruggeschroeft
  2. bent teruggeschroeft
  3. is teruggeschroeft
  4. zijn teruggeschroeft
  5. zijn teruggeschroeft
  6. zijn teruggeschroeft
diversen
  1. schroef terug!
  2. schroeft terug!
  3. teruggeschroeft
  4. terugschroevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for terugschroeven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
minska terugdraaien; terugschroeven achteruitgaan; afkorten; afnemen; afnemend; dalen; declineren; denigreren; inkrimpen; kleiner maken; kleineren; krimpen; lager maken; lenigen; minder worden; minderen; minimaliseren; slinken; slinkend; tanen; tanend; teruggaan; verkleinen; verlagen; verlichten; verminderen; vervallen; verzachten
slakna terugdraaien; terugschroeven lijntrekken; minder stijf worden
slappa terugdraaien; terugschroeven niksen; rondhangen; rondlummelen
släppa på terugdraaien; terugschroeven losknopen; ontknopen
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
minska afname voorraad; vermindering