German

Detailed Translations for kapieren from German to Dutch

kapieren:

kapieren verb (kapiere, kapierst, kapiert, kapierte, kapiertet, kapiert)

  1. kapieren (begreifen; verstehen; fassen; )
    begrijpen; snappen; inzien; met het verstand vatten
  2. kapieren (verstehen; begreifen; erfassen)
    verstaan
    • verstaan verb (versta, verstaat, verstond, verstonden, verstaan)
  3. kapieren (durchsehen; erkennen; durchschauen)
    doorhebben; doorzien
    • doorhebben verb (heb door, hebt door, heeft door, had door, hadden door, doorgehad)
    • doorzien verb (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)
  4. kapieren (durchschauen; verstehen; einsehen; )
    doorzien hebben; inzien
  5. kapieren (begreifen; realisieren; erkennen; )
    realiseren; onderkennen; beseffen; inzien; doorzien
    • realiseren verb (realiseer, realiseert, realiseerde, realiseerden, gerealiseerd)
    • onderkennen verb (onderken, onderkent, onderkende, onderkenden, onderkend)
    • beseffen verb (besef, beseft, besefte, beseften, beseft)
    • inzien verb (zie in, ziet in, zag in, zagen in, ingezien)
    • doorzien verb (doorzie, doorziet, doorzag, doorzagen, doorzien)
  6. kapieren (durchschauen; durchsehen)

Conjugations for kapieren:

Präsens
  1. kapiere
  2. kapierst
  3. kapiert
  4. kapieren
  5. kapiert
  6. kapieren
Imperfekt
  1. kapierte
  2. kapiertest
  3. kapierte
  4. kapierten
  5. kapiertet
  6. kapierten
Perfekt
  1. habe kapiert
  2. hast kapiert
  3. hat kapiert
  4. haben kapiert
  5. habt kapiert
  6. haben kapiert
1. Konjunktiv [1]
  1. kapiere
  2. kapierest
  3. kapiere
  4. kapieren
  5. kapieret
  6. kapieren
2. Konjunktiv
  1. kapierte
  2. kapiertest
  3. kapierte
  4. kapierten
  5. kapiertet
  6. kapierten
Futur 1
  1. werde kapieren
  2. wirst kapieren
  3. wird kapieren
  4. werden kapieren
  5. werdet kapieren
  6. werden kapieren
1. Konjunktiv [2]
  1. würde kapieren
  2. würdest kapieren
  3. würde kapieren
  4. würden kapieren
  5. würdet kapieren
  6. würden kapieren
Diverses
  1. kapiere!
  2. kapiert!
  3. kapieren Sie!
  4. kapiert
  5. kapierend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Translation Matrix for kapieren:

NounRelated TranslationsOther Translations
begrijpen Begreifen; Verstehen
snappen Begreifen
VerbRelated TranslationsOther Translations
beginnen te snappen durchschauen; durchsehen; kapieren
begrijpen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen auffassen; begreifen; einsehen; verstehen
beseffen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
doorhebben durchschauen; durchsehen; erkennen; kapieren
doorkrijgen durchschauen; durchsehen; kapieren
doorzien begreifen; durchschauen; durchsehen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
doorzien hebben begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; kapieren; schnallen; verstehen
inzien begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; schnallen; verstehen durchsehen; einsehen; hineinsehen
met het verstand vatten begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen
onderkennen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen
realiseren begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; realisieren; verstehen bilden; realisieren; schaffen; verwirklichen; vollführen; zurechtbringen; zustande bringen
snappen begreifen; durchschauen; einsehen; erkennen; fassen; kapieren; verstehen auf frischer Tat ertappen; erfassen; ergreifen; ertappen; erwischen; fangen; fassen; schnappen
verstaan begreifen; erfassen; kapieren; verstehen
ModifierRelated TranslationsOther Translations
doorzien deutlich; klar; offensichtlich; sonnenklar

Synonyms for "kapieren":


Wiktionary Translations for kapieren:

kapieren
verb
  1. begrijpen

Cross Translation:
FromToVia
kapieren ontvangen copy — radio term
kapieren verstaan; begrijpen get — colloquial: understand