Summary
German to Dutch:   more detail...
  1. Stollen:
  2. Wiktionary:


German

Detailed Translations for Stollen from German to Dutch

Stollen:

Stollen [der ~] noun

  1. der Stollen (Kaserole; Schale; Schüssel; Gefäß)
    de ovenschaal; de schaal
  2. der Stollen
    de mijngang

Translation Matrix for Stollen:

NounRelated TranslationsOther Translations
mijngang Stollen
ovenschaal Gefäß; Kaserole; Schale; Schüssel; Stollen
schaal Gefäß; Kaserole; Schale; Schüssel; Stollen Deckel; Kappe; Muschel; Schale; Schälchen; Schüssel; Schüsselchen

Wiktionary Translations for Stollen:

Stollen
noun
  1. een speciaal brood gebakken voor de kerst gevuld met noten, vruchten en spijs

Cross Translation:
FromToVia
Stollen kerststol; kerststronk stollen — a traditional German cake eaten at Christmas time
Stollen tunnel tunnel — an underground or underwater passage