Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. aanstampen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for aanstampen from Dutch to German

aanstampen:

aanstampen [znw.] noun

  1. aanstampen
    Anstampfen; Festtreten

aanstampen verb (stamp aan, stampt aan, stampte aan, stampten aan, aangestampt)

  1. aanstampen (vaststampen)
    antreten; feststampfen; festtreten
    • antreten verb (trete an, trittst an, tritt an, trate an, tratet an, angetreten)
    • feststampfen verb (stampfe fest, stampfst fest, stampft fest, stampfte fest, stampftet fest, festgestampft)
    • festtreten verb

Conjugations for aanstampen:

o.t.t.
  1. stamp aan
  2. stampt aan
  3. stampt aan
  4. stampen aan
  5. stampen aan
  6. stampen aan
o.v.t.
  1. stampte aan
  2. stampte aan
  3. stampte aan
  4. stampten aan
  5. stampten aan
  6. stampten aan
v.t.t.
  1. heb aangestampt
  2. hebt aangestampt
  3. heeft aangestampt
  4. hebben aangestampt
  5. hebben aangestampt
  6. hebben aangestampt
v.v.t.
  1. had aangestampt
  2. had aangestampt
  3. had aangestampt
  4. hadden aangestampt
  5. hadden aangestampt
  6. hadden aangestampt
o.t.t.t.
  1. zal aanstampen
  2. zult aanstampen
  3. zal aanstampen
  4. zullen aanstampen
  5. zullen aanstampen
  6. zullen aanstampen
o.v.t.t.
  1. zou aanstampen
  2. zou aanstampen
  3. zou aanstampen
  4. zouden aanstampen
  5. zouden aanstampen
  6. zouden aanstampen
diversen
  1. stamp aan!
  2. stampt aan!
  3. aangestampt
  4. aanstampende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanstampen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Anstampfen aanstampen
Festtreten aanstampen
VerbRelated TranslationsOther Translations
antreten aanstampen; vaststampen aantreden; beginnen; intreden; inzetten; op gang komen; toetreden; vasttreden
feststampfen aanstampen; vaststampen
festtreten aanstampen; vaststampen vasttreden

Wiktionary Translations for aanstampen:

aanstampen
verb
  1. iets dicht op elkaar drukken door erop te stampen