Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. geleider:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for geleider from Dutch to German

geleider:

geleider [de ~ (m)] noun

  1. de geleider (elektriciteitsgeleider)
    der Leiter; die Schiene; der Führer; der Begleiter; der Elektrizitätsleiter
  2. de geleider (warmtegeleider)
    der Wärmeleiter
  3. de geleider (stroomgeleider)
    die Stromleiter

Translation Matrix for geleider:

NounRelated TranslationsOther Translations
Begleiter elektriciteitsgeleider; geleider curator; gezellin; partner; voogd
Elektrizitätsleiter elektriciteitsgeleider; geleider
Führer elektriciteitsgeleider; geleider aanvoerder; baas; begeleider; beheerser; beknopte handleiding; bestuurder; bevelhebber; chauffeur; commandant; gebieder; gids; hoofd; hoofdman; kapitein; kopstuk; leider; leidraad; leidsman; loods; manager; meester; reisbegeleider; reisgids; reisleider; reisleidster; rijder; rondleider; scheepskapitein; schipper; voorzitter; wagenbestuurder
Leiter elektriciteitsgeleider; geleider aanvoerder; hoofd; hoofdman; hoofdmannen; hoofdonderwijzer; klimladder; ladder; leer; leider; leiders; leidsman; leidsmannen; opperhoofden; rector; schooldirecteur; schoolhoofd; voorman
Schiene elektriciteitsgeleider; geleider scheen; spalk
Stromleiter geleider; stroomgeleider
Wärmeleiter geleider; warmtegeleider

Wiktionary Translations for geleider:

geleider
noun
  1. elektrische stroomgeleider
  2. warmtegeleider
geleider
noun
  1. Physik, Technik: Stoff, der Energie (zumeist in Form von elektrischen Strom, Wärme, Licht, Schall) leitet, durchlässt, weiterführt

Cross Translation:
FromToVia
geleider Leiter conductor — something which can transmit electricity, heat, light or sound