Dutch

Detailed Translations for uitvloeien in from Dutch to German

uitvloeien in:

uitvloeien in verb (vloei uit in, vloeit uit in, vloeide uit in, vloeiden uit in, uitgevloeid in)

  1. uitvloeien in (resulteren; uitkomen bij)
    erfolgen; führen; hervorgehen; auswirken; erstehen; münden; folgern; fließen; folgen; auslaufen; gipfeln; kulminieren; sichergeben; zur Folge haben
    • erfolgen verb (erfolge, erfolgst, erfolgt, erfolgte, erfolgtet, erfolgt)
    • führen verb (führe, führst, führt, führte, führtet, geführt)
    • hervorgehen verb (gehe hervor, gehst hervor, geht hervor, ging hervor, gingt hervor, hervorgegangen)
    • auswirken verb (wirke aus, wirkst aus, wirkt aus, wirkte aus, wirktet aus, ausgewirkt)
    • erstehen verb
    • münden verb (münde, mündst, mündt, mündte, mündtet, gemündet)
    • folgern verb (folgre, folgerst, folgert, folgerte, folgertet, gefolgert)
    • fließen verb (fließe, fließt, floß, floßt, geflossen)
    • folgen verb (folge, folgst, folgt, folgte, folgtet, gefolgt)
    • auslaufen verb (laufe aus, läufst aus, läuft aus, lief aus, lieft aus, ausgelaufen)
    • gipfeln verb (gipfle, gipfelst, gipfelt, gipfelte, gipfeltet, gegipfelt)
    • kulminieren verb (kulminiere, kulminierst, kulminiert, kulminierte, kulminiertet, kulminiert)
    • zur Folge haben verb (habe zur Folge, hast zur Folge, hat zur Folge, hatte zur Folge, habt zur Folge, zur Folge gehabt)
  2. uitvloeien in (uitmonden; uitstromen)
    ausfließen in; münden

Conjugations for uitvloeien in:

o.t.t.
  1. vloei uit in
  2. vloeit uit in
  3. vloeit uit in
  4. vloeien uit in
  5. vloeien uit in
  6. vloeien uit in
o.v.t.
  1. vloeide uit in
  2. vloeide uit in
  3. vloeide uit in
  4. vloeiden uit in
  5. vloeiden uit in
  6. vloeiden uit in
v.t.t.
  1. ben uitgevloeid in
  2. bent uitgevloeid in
  3. is uitgevloeid in
  4. zijn uitgevloeid in
  5. zijn uitgevloeid in
  6. zijn uitgevloeid in
v.v.t.
  1. was uitgevloeid in
  2. was uitgevloeid in
  3. was uitgevloeid in
  4. waren uitgevloeid in
  5. waren uitgevloeid in
  6. waren uitgevloeid in
o.t.t.t.
  1. zal uitvloeien in
  2. zult uitvloeien in
  3. zal uitvloeien in
  4. zullen uitvloeien in
  5. zullen uitvloeien in
  6. zullen uitvloeien in
o.v.t.t.
  1. zou uitvloeien in
  2. zou uitvloeien in
  3. zou uitvloeien in
  4. zouden uitvloeien in
  5. zouden uitvloeien in
  6. zouden uitvloeien in
diversen
  1. vloei uit in !
  2. vloeit uit in !
  3. uitgevloeid in
  4. uitvloeiend in
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uitvloeien in:

VerbRelated TranslationsOther Translations
ausfließen in uitmonden; uitstromen; uitvloeien in
auslaufen resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in afvaren; uitvaren; van wal gaan
auswirken resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in afwisselen; bewaarheid worden; blijken; herzien; uitkomen; veranderen; verwisselen; wijzigen
erfolgen resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in bewaarheid worden; blijken; een stapje verder gaan; uitkomen; verdergaan
erstehen resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in aankopen; aanschaffen; bewaarheid worden; blijken; kopen; ontspinnen; opkopen; oprijzen; overnemen; rijzen; uitkomen; verkrijgen; verwerven
fließen resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in deinen; golven; golvend bewegen; in stralen lopen; lopen; stromen; vloeien
folgen resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in achternazitten; achtervolgen; bewaarheid worden; blijken; gehoorzamen; gevolg geven aan; komen na; luisteren; navolgen; nazitten; opvolgen; uitkomen; volgen
folgern resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in afleiden; bewaarheid worden; blijken; deduceren; uitkomen
führen resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in aanvoeren; afstemmen; begeleiden; besturen; bevel voeren over; bewaarheid worden; blijken; commanderen; coördineren; indexeren; instellen; leiden; leiding geven; leidinggeven; managen; meevoeren; rondleiden; snel bewegen; uitkomen; van indexnummers voorzien; verwijzen; voeren; voorzitten
gipfeln resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in bewaarheid worden; blijken; culmineren; uitkomen
hervorgehen resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in afkomstig zijn; afstammen; bewaarheid worden; blijken; ontspringen; ontspruiten; ontstaan uit; spruiten; stammen; uitbotten; uitkomen; uitlopen; voortkomen; voortkomen uit
kulminieren resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in culmineren; eindigen op; uitkomen op
münden resulteren; uitkomen bij; uitmonden; uitstromen; uitvloeien in culmineren; eindigen op; naar buiten hangen; uithangen; uitkomen op
sichergeben resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in bewaarheid worden; blijken; culmineren; uitkomen
zur Folge haben resulteren; uitkomen bij; uitvloeien in bewaarheid worden; blijken; culmineren; resultaat; resulteren; tot gevolg hebben; uitkomen; uitmonden

Related Translations for uitvloeien in