Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. veiligheid:
  2. veilig:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for veiligheid from Dutch to German

veiligheid:

veiligheid [de ~ (v)] noun

  1. de veiligheid (beveiliging; bescherming; protectie)
    die Sicherheit; die Protektion; der Schutz; die Sicherung

Translation Matrix for veiligheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
Protektion bescherming; beschutting; beveiliging; protectie; veiligheid beschermkap
Schutz bescherming; beschutting; beveiliging; protectie; veiligheid bescherming; beschermingen; beschermkap; beschutsel; beschutting; protectie; protecties; schuilhoek; schuilkelder; schuilplaats; stek; toevlucht; toevluchtsoord; vrijplaats; wijkplaats
Sicherheit bescherming; beschutting; beveiliging; protectie; veiligheid bescherming; beslistheid; beveiliging; borg; cautie; feilloosheid; garantie; gedecideerdheid; gewisheid; hechtheid; onderpand; onomstotelijkheid; onverbrekelijkheid; onwankelbaarheid; onwrikbaarheid; pand; pertinentie; protectie; securiteit; soliditeit; stelligheid; stevigheid; vastberadenheid; vastbeslotenheid; vastheid; vastigheid; waarborg; waarborging; waarborgsom; zekerheid
Sicherung bescherming; beschutting; beveiliging; protectie; veiligheid back-up; back-upbestand; beschermkap; dump; stop; vrijwaring; zekering
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
Sicherheit Veiligheid

Related Words for "veiligheid":


Wiktionary Translations for veiligheid:

veiligheid
noun
  1. een situatie waarin een bepaald gevaar niets kan aanrichten

Cross Translation:
FromToVia
veiligheid Sicherheit security — condition of not being threatened
veiligheid Sicherheit sécuritéconfiance, tranquillité d’esprit qui résulter de l’opinion, bien ou mal fonder, qu’on n’a pas à craindre de danger.

veiligheid form of veilig:

veilig adj

  1. veilig

Translation Matrix for veilig:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
sicher veilig absoluut; accuraat; assertief; bepaald; beslist; besluitvaardig; duidelijk; echt; een zekere; feitelijk; ferm; fiks; flagrant; flink; gedecideerd; geheid; gewis; heel zeker; herkenbaar; heus; jazeker; kordaat; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; onfeilbaar; ongetwijfeld; onmiskenbaar; onwankelbaar; onwrikbaar; op heterdaad; overduidelijk; pal; precies; resoluut; reëel; ronduit; secuur; standvastig; stellig; stevig; stipt; vast; vast en zeker; vastberaden; vastbesloten; vasthoudend; volhardend; voorzeker; waarachtig; waarlijk; wel degelijk; welzeker; zeker; zelfbewust; zelfverzekerd; zo klaar als een klontje; zonneklaar; zorgvuldig

Related Words for "veilig":

  • veiligheid, veiliger, veiligere, veiligst, veiligste, veilige

Antonyms for "veilig":


Related Definitions for "veilig":

  1. beschermd tegen gevaar1
    • in de tuin is het veilig, op straat niet1
  2. zonder gevaar of risico1
    • er zit een veilige dop op de fles1

Wiktionary Translations for veilig:

veilig
adjective
  1. niet aan gevaar blootstaand

Cross Translation:
FromToVia
veilig sicher; gefahrlos safe — not in danger
veilig sicher safe — free from risk
veilig sicher safe — providing protection from danger
veilig sicher safe — properly secured
veilig gefahrlos; geheuer; harmlos; ungefährlich; sicher; gesichert inoffensif — Qui n'est pas dangereux, qui ne fait pas de mal.
veilig gefahrlos; geheuer; harmlos; ungefährlich; sicher; gesichert; vertrauenswert; zuverlässig; bestimmt; gewiß; zuversichtlich; unzweifelhaft sûrdont on ne douter pas ; certain ; indubitable ; vrai.

Related Translations for veiligheid