Dutch

Detailed Translations for vooruitkomen from Dutch to German

vooruitkomen:

vooruitkomen verb (kom vooruit, komt vooruit, kwam vooruit, kwamen vooruit, vooruit gekomen)

  1. vooruitkomen (erop vooruit gaan; vorderen)
    hinaufführen; verbesseren; aufarbeiten; aufbringen; herauftragen; hinaufbringen
    • hinaufführen verb (führe hinauf, führst hinauf, führt hinauf, führte hinauf, führtet hinauf, hinaufgeführt)
    • aufarbeiten verb (aufarbeite, aufarbeitest, aufarbeitet, aufarbeitete, aufarbeitetet, aufgearbeitet)
    • aufbringen verb (bringe auf, bringst auf, bringt auf, bracht auf, brachtet auf, aufgebracht)
    • herauftragen verb (trage herauf, trägst herauf, trägt herauf, trug herauf, trugt herauf, heraufgetragen)
    • hinaufbringen verb (bringe hinauf, bringst hinauf, bringt hinauf, brachte hinauf, brachtet hinauf, hinaufgebracht)
  2. vooruitkomen (verder komen; vorderen)
    weiterkommen; vorwärtskommen
  3. vooruitkomen (uit een minder gunstige positie vooruitkomen; opwerken; jezelf opwerken)
    sich hinauf arbeiten; aufarbeiten

Conjugations for vooruitkomen:

o.t.t.
  1. kom vooruit
  2. komt vooruit
  3. komt vooruit
  4. komen vooruit
  5. komen vooruit
  6. komen vooruit
o.v.t.
  1. kwam vooruit
  2. kwam vooruit
  3. kwam vooruit
  4. kwamen vooruit
  5. kwamen vooruit
  6. kwamen vooruit
v.t.t.
  1. ben vooruit gekomen
  2. bent vooruit gekomen
  3. is vooruit gekomen
  4. zijn vooruit gekomen
  5. zijn vooruit gekomen
  6. zijn vooruit gekomen
v.v.t.
  1. was vooruit gekomen
  2. was vooruit gekomen
  3. was vooruit gekomen
  4. waren vooruit gekomen
  5. waren vooruit gekomen
  6. waren vooruit gekomen
o.t.t.t.
  1. zal vooruitkomen
  2. zult vooruitkomen
  3. zal vooruitkomen
  4. zullen vooruitkomen
  5. zullen vooruitkomen
  6. zullen vooruitkomen
o.v.t.t.
  1. zou vooruitkomen
  2. zou vooruitkomen
  3. zou vooruitkomen
  4. zouden vooruitkomen
  5. zouden vooruitkomen
  6. zouden vooruitkomen
diversen
  1. kom vooruit!
  2. komt vooruit!
  3. vooruit gekomen
  4. vooruitkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for vooruitkomen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aufarbeiten erop vooruit gaan; jezelf opwerken; opwerken; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; vooruitkomen; vorderen bijspijkeren; consumeren; gebruiken; goedmaken; inhalen; verbruiken
aufbringen erop vooruit gaan; vooruitkomen; vorderen heffen; hijsen; kraken; losbreken; omhoog heffen; openbreken; openrukken; opheffen
herauftragen erop vooruit gaan; vooruitkomen; vorderen naarbovendragen; omhoogbrengen; omhoogleiden; rechtop zetten
hinaufbringen erop vooruit gaan; vooruitkomen; vorderen heffen; lichten; naar boven brengen; naar boven leiden; naar boven voeren; omhoog brengen; omhoogbrengen; omhoogheffen; omhoogleiden; opheffen; optillen; rechtop zetten; tillen
hinaufführen erop vooruit gaan; vooruitkomen; vorderen naar boven brengen; naar boven leiden; naar boven voeren; omhoogbrengen; omhoogleiden; omhoogtrekken; omhoogvoeren; rechtop zetten
sich hinauf arbeiten jezelf opwerken; opwerken; uit een minder gunstige positie vooruitkomen; vooruitkomen
verbesseren erop vooruit gaan; vooruitkomen; vorderen
vorwärtskommen verder komen; vooruitkomen; vorderen
weiterkommen verder komen; vooruitkomen; vorderen

Wiktionary Translations for vooruitkomen:


Cross Translation:
FromToVia
vooruitkomen gedeihen; gelingen; geraten; glücken; prosperieren prospérer — Être heureux, avoir la fortune favorable.

Related Translations for vooruitkomen